Vertrouwenspersoon in het primair- en voortgezet onderwijs

In het onderwijs geldt voor vertrouwenspersonen andere wet- en regelgeving. Zo ook binnen het primair- en voortgezet onderwijs. Het grootste verschil is dat in het po en vo leerlingen minderjarig zijn. Voor leerlingen onder de 16 jaar geldt een meldplicht naar ouders en/of verzorgers.

Scholen in het primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs zijn verplicht zorg te dragen voor een veilige school. Sinds augustus 2015 is de Wet ‘veiligheid op school’ van kracht. Deze wet heeft tot doel om pesten aan te pakken en de veiligheid voor leerlingen op school te vergroten. Binnen de wet is o.a. geregeld dat scholen een sociaal veiligheidsbeleid moeten uitvoeren en er een aanspreekpunt moet zijn waar leerlingen en ouders pesten kunnen melden.

De vertrouwenspersoon
Een school mag zelf beslissen wie het aanspreekpunt pesten is. De meeste scholen kiezen ervoor deze taak te leggen bij een persoon die met soortgelijke taken bezig is. De vertrouwenspersoon biedt hierin een belangrijke rol. Binnen de klachtenregeling van de school staat vermeld dat de vertrouwenspersoon het eerste aanspreekpunt is bij ongewenst gedrag, waaronder ook pesten. Door dergelijke taken bij één persoon te leggen, voorkomt de school dat er verschillende loketten zijn. Het schept duidelijkheid voor de leerlingen en ouders waar zij terecht kunnen.

Basistaken van de vertrouwenspersoon
De volgende taken vormen de basis voor het werk van de vertrouwenspersoon.

  • Opvang en ondersteuning: als vertrouwenspersoon vang je de klager op en bied je ondersteuning bij het intern oplossen van de klacht. Hierbij gaat het om klachten van ongewenst gedrag zoals pesten, (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie/geweld en machtsmisbruik.
  • Ondersteuning bij vervolgstappen: als vertrouwenspersoon los je niets op voor de klager en bemiddel je niet tussen klager en aangeklaagde. Je adviseert en ondersteunt bij mogelijke vervolgstappen die de klager (intern en extern) kan zetten om tot een oplossing te komen. Intern kan dit zijn een gesprek tussen klager en aangeklaagde, of de klacht neerleggen bij de schoolleiding of het bestuur. Voorbeelden van externe vervolgstappen zijn de klacht indienen bij een klachtencommissie, of aangifte doen bij politie/justitie.

Basistaken en aandachtspunten komen overeen met de vertrouwenspersoon in het mbo. Lees het hele artikel.

Klachtenregeling
Iedere school in het primair- en voortgezet onderwijs is verplicht een klachtenregeling te hebben. Daarin staan de taken van de vertrouwenspersoon verder uitgewerkt. Bijvoorbeeld of de vertrouwenspersoon is aangesteld voor alleen leerlingen, of ook voor ouders en personeel. Het komt voor dat onderwijsinstellingen kiezen voor een aparte vertrouwenspersoon voor medewerkers.

De procedure rondom klachtenbehandeling moet bekend zijn bij ouders en leerlingen. Deze informatie wordt dan ook vaak opgenomen in de schoolgids. Een vertrouwenspersoon is niet verplicht, maar wel een wezenlijk onderdeel binnen het klachtrecht.

Coördinatie anti-pestbeleid
Een andere taak die binnen de Wet ‘veiligheid op school’ wordt omgeschreven, is iemand die het pestbeleid op school coördineert. In de meeste gevallen wordt deze taak toegeschreven aan de vertrouwenspersoon, maar dit hoeft niet. De anti-pestcoördinator geeft (preventief) beleidsadvies en treedt op als klankbord voor collega’s die vragen hebben over pesten en de aanpak daarvan. Om deze rol goed uit te kunnen voeren is het noodzakelijk om zicht te hebben op de beleving van veiligheid van leerlingen, op klachten en incidenten en op veiligheidsrisico’s.

Meldplicht
Alle schoolmedewerkers inclusief de vertrouwenspersoon hebben een meldplicht richting het schoolbestuur bij (vermoedens van) seksuele misbruik. De geheimhoudingsplicht van vertrouwenspersonen komt in deze situatie te vervallen. Ontvangt het schoolbestuur een melding van een mogelijk zedendelict? Dan zijn zij verplicht om de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs te informeren. De vertrouwensinspecteur stelt vast of er sprake is van een strafbaar feit. Bij (vermoedens van) seksuele intimidatie is ook het advies om de vertrouwensinspecteur in te lichten. De vertrouwensinspecteur onderzoekt of de melding valt binnen de categorie seksuele intimidatie of seksueel misbruik.

Procedure
De procesgang bij vermoedens van een zedenmisdrijf (gepleegd door een medewerker naar een minderjarige leerling) is als volgt:

  1. Een schoolleider, personeelslid of vertrouwenspersoon krijgt informatie/ heeft een vermoeden van seksuele intimidatie of misbruik. Hij of zij meldt dit bij het schoolbestuur.
  2. Het schoolbestuur overlegt met de vertrouwensinspecteur.
  3. Er is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.
  4. Het schoolbestuur informeert (de ouder/verzorgers van) de leerling en de betrokken medewerker.
  5. Het schoolbestuur doet aangifte bij justitie of politie.
  6. Justitie is verantwoordelijk voor het starten van een onderzoek.

Wil je jezelf ontwikkelen tot vertrouwenspersoon in het onderwijs? In ons Landelijk Netwerk van Vertrouwenspersonen zijn verschillende type vertrouwenspersonen aangesloten. Neem gerust contact op voor meer informatie.